Er zijn verscheidene klavierboekjes bewaard gebleven uit de 16e, 17e en 18e eeuw. Onder andere van Elisabeth Rogers (1656), Anna Maria van Eijl (1671), de gebroeders Kluckhoff (ca. 1695), Magdalena D’Arrest (1716), Wilhelm Friedemann Bach (1720) en Anna Magdalena Bach (1725).
Deze verzamelbundels geven een aardige inkijk in het dagelijks musiceren van die tijd: repertoire, stijl, voorkeur, kwaliteit.
Een van de vroegst bekende klavierboekjes is dat van Susanna van Soldt (ca. 1599).
London British Museum, Additional 29485.
In 1961 verscheen een complete uitgave van dit boekje in de serie Monumenta Musica Neerlandica. Deel III. Koninklijke Vereniging voor Nederlandse Muziekgeschiedenis.
De uitgave werd verzorgd door Alan Curtis en Sterling Jones.
In het voorwoord schreef Alan Curtis dat de familie Hans van Soldt rond 1599 in Londen woonde. De familie was om godsdienstige redenen uit Antwerpen gevlucht. Een paar jaar later (1605) woonde de familie in Amsterdam.
Bleef het klavierboekje in Londen achter? Raakte het zoek bij de verhuizing?
Het klavierboekje van Susanna van Soldt geeft ons niet alleen inzicht in repertoire, voorkeur, stijl en kwaliteit maar ook in een belangrijk aspect van de uitvoeringspraktijk van die dagen, tenminste wat de psalmzettingen betreft. Het informeert ons over het gemiddelde tempo ervan.
Het boek bevat in het totaal 33 grotere en kleinere klavierstukken. Daarvan 11 melodieën uit het Geneefse Psalter (eerste helft 16e eeuw). Uit de titels blijkt dat men deze psalmen in huiselijke kring zong in de Nederlandse berijming van Petrus Datheen (ca. 1531-1588).
De psalmmelodieën in dit boekje zijn vierstemmig gezet. De versierde cadensformule van de afzonderlijke regels verraden ons – mits smaakvol gespeeld – zo ongeveer het tempo waarin werd gezongen.
In metronoomcijfers uitgedrukt: van Soldt (halve noot MM = ca. 65). Dat verschilt nogal met wat wij nu gewend zijn. Vandaag de dag wordt de halve noot van de psalmen in de kerkdienst meestal sneller genomen (MM = ca. 105).
Je kunt je afvragen af of deze tragere manier van liedjes zingen in de 16e en 17e eeuw alleen voor religieuze liederen gold of ook voor wereldlijke liederen.
De liedvariaties van Buxtehude, Scheidemann, Scheidt, Sweelinck en de Engelse Virginalisten in ogenschouw nemend, denk ik het laatste.
*************
Twee opmerkingen
Een andere vraag is natuurlijk of je in onze tijd een kerkelijke gemeente kunt lastig vallen met opvattingen en uitvoeringspraktijken van eeuwen terug.
Hier wordt niet beweerd dat alle muziek uit de 16e, 17e en 18e eeuw veel langzamer uitgevoerd zou moeten worden.
******