Kauffmann weet raad

Het bespelen van historische orgels kent ook zo zijn avontuurlijke en zelfs sportieve kanten.
Het begint al met de toegang tot het orgel. Soms heb je te maken met een kruip door sluip door situatie. Claustrofobie is dan niet handig. Er ook altijd op letten dat je niet je hoofd stoot. Op de terugweg is het vaak aan te raden om achteruit de trap af te dalen.
Ook komt het voor dat je in een enorme hoge ruimte via een krakende houten constructie omhoog moet klimmen. Hoogtevrees.
 
Dan het orgel zelf.
Interessante orgels zijn nooit standaard. Ieder orgel is weer anders qua constructie en klankmogelijkheden. De ruimten waarin orgels staan en de bijbehorende akoestiek verschillen enorm van elkaar. Dat maakt de hele onderneming natuurlijk ook zo interessant.
 
Orgels werden niet ergonomisch verantwoord gebouwd, zeker niet in 17 de en 18 de eeuw en voor die tijd. Daardoor is het vaak moeilijk om een goede speelhouding te vinden. Een derde of vierde klavier ligt bijvoorbeeld net iets te hoog en te ver van je af zodat je met gestrekte armen moet spelen of zelfs boven schouderhoogte. Het pedaal kan te ver naar achteren liggen waardoor je steeds voorover dreigt te vallen. Je moet bij de grotere orgels bijna slagzij maken wanneer het buitenste registers wil bedienen.

Ook de literatuur zelf maakt het de speler niet altijd even gemakkelijk. Lastig is het spelen van stukken zoals bijvoorbeeld de triosonates van J.S. Bach: twee solostemmen gelijktijdig gespeeld met twee handen op twee verschillende manualen in de discant; de bas wordt met de beide voeten op het pedaal gespeeld. De linkerhand speelt dus meestal rechts van het lichaam. Dat is op de lange duur (zo’n compositie duurt al gauw 20 minuten) weinig comfortabel. Zeker tijdens het studeren.
 
Een mogelijke oplossing voor dit laatstgenoemde probleem wordt ons aangereikt door G.F. Kauffmann.

Georg Friedrich Kauffmann 1679-1735
Harmonische Seelenlust … Praeludia von 2, 3 und 4 Stimmen über die bekanntesten Choral-Lieder, etc
 
In het voorwoord vinden we deze passage:

“So ist über dies auch ebenfalls die Meynung, dass / obgleich zey Clavire vorhanden / zwey egale Stimmen e.g. Principal 8 und 4 Fuss sollen gezogen werden : da denn die andre stimme auf den 4. füssigen Register nicht anders als eine Octava tieffer zu tractiren ist, wenn beyde Stimmen einander gleich seyn sollen ; und in so ferne hat es einerley Gestalt / es werde auf einen oder zwey Claviren gespielet.”
 
Mijn nogal vrije vertaling van bovenstaande tekst luidt als volgt:
 
We denken dan ook het volgende: wanneer je over twee manualen kunt beschikken en je wilt twee gelijksoortige registers (bijv. principaal 8 en 4) gebruiken, dan kun je in dat geval voor de stem in de linkerhand de 4 voet gebruiken en die stem eenvoudig een octaaf lager spelen. Zo lijkt het toch net of je de twee stemmen op eenzelfde klavier speelt 
  
In ieder geval kan dit handig zijn bij het studeren.
 
In dit verband kan men zich afvragen of de blinde Jan Jacob de Graaf (1672-1738), organist in de Nieuwe Kerk te Amsterdam, ook van deze mogelijkheid gebruik maakte bij het vertonen van zijn kunsten. Hij speelde transcripties van Italiaanse tijdgenoten als Albinoni, Corelli en Vivaldi op het orgel.
Daarmee maakte hij ook furore bij buitenlandse vakgenoten.
Zie hieronder het citaat uit Walthers Musikalisches Lexikon uit 1732. Jan Jacob de Graaf heet daar Johann Jacob Grave.

J.G. Walther. Musikalisches Lexikon. 1732

******